Titel

Home3.4.6.4. Surséance van betaling

Korte inleiding

  • optie 1
  • optie 2

Inhoudsopgave 3.4.

De schuldenaar die in betalingsproblemen verkeerd kan een verzoek indienen bij de rechter tot verlenen van een surséance (uitstel) van betaling. In geval van (voorlopige) surseance wordt er een bewindsvoerder benoemd met wie de schuldenaar moet samenwerken. De schuldenaar is onbevoegd om enige daad van beheer of beschikking tegenover zijn boedel te verrichten, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindsvoerder. De bewindsvoerder is (doorgaans) evenmin bevoegd om zelfstandig op te treden, dat wil zeggen zonder instemming van de schuldenaar. Het voordeel van de schuldenaar bij surséance is dat hij enige tijd krijgt om zijn zaken op orde te stellen. De (meeste) schuldeisers kunnen de voldoening van hun schulden niet opeisen en de schuldenaar kan ook niet failliet verklaard worden.

Verschil tussen faillissement en surséance van betaling

Bij surséance van betaling geldt datgene dat hierboven over faillissement is gesteld niet. Het is wel zo dat het loon van medewerkers vanaf de aanvang van de surséance boedelschuld is. Bij surséance gelden wel opzeggingsverboden en er wordt voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wel een vergunning van het UWV Werkbedrijf verlangd. Dat is uitgewerkt voor de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (3.4.3.) en bepaalde tijd (3.4.4.).

Opzegging door de werkgever (in samenwerking met de bewindsvoerder)

Elders wordt nader ingegaan op de opzeggingstermijn en dag waartegen er opgezegd mag worden (3.4.3.). De werkgever moet ook rekening houden met de voorschriften over collectief ontslag, als hij de arbeidsovereenkomsten van meer dan twintig medewerkers opzegt binnen een termijn van drie maanden (3.4.5.).

Opzegging door de medewerker

De medewerker hoeft geen opzeggingstermijn in acht te nemen, maar moet in beginsel wel opzeggen tegen de laatste dag van de maand

Gratis specialistisch advies

Verder zoeken

Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 3 over het einde van een dienstverband. U vindt hierin informatie over:

3.1. Einde met wederzijds goedvinden en de vaststellingsovereenkomst

3.2. Einde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege

3.3. Ontbinding dienstverband door kantonrechter

3.4. Opzeggen arbeidscontract door werkgever of werknemer, waaronder ontslag tijdens de proeftijd, ontslag op staande voet, opzegging met toestemming UVW, collectief ontslag en opzeggen tijdens faillissement

3.5. Ontbindende voorwaarde

3.6. Overlijden medewerker

3.7. Werkloosheid en WW-uitkering

3.8. Sociaalplan en outplacement

Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.