In plaats van ontslag via het UWV of de kantonrechter, kunnen een werkgever en werknemer ook in goed overleg uit elkaar gaan. Ze sluiten dan een vaststellingsovereenkomst, waarin ze alle afspraken over het einde van het dienstverband vastleggen.
Deze beëindigingsovereenkomst omschrijft eerst de reden voor het ontslag, veelal een ‘verschil van inzicht’, als het niet gaat om een organisatorische reden of langdurige arbeidsongeschiktheid. Het initiatief om tot deze overeenkomst te komen wordt bij de werkgever gelegd, de opzegtermijn wordt normaal gesproken in acht genomen en de werknemer wordt geen verwijt gemaakt. Het is van belang dat de werknemer niet ziek is, althans niet zolang er een opzegverbod geldt (twee jaar).
De onderhandeling gaat doorgaans over de einddatum en de vergoeding, maar er zijn veel meer relevante punten, zoals vrijstelling van werk, uitbetaling verlof, concurrentiebeding e.d. Alle afspraken dienen helder opgenomen te worden, want naast deze afspraken geldt een ‘finale kwijting’, wat betekent dat er voor het overige niets meer te vorderen is.
Het meest cruciaal is echter of de werkgever een voldragen ontslaggrond heeft, oftewel of de werkgever wel tot ontslag over kan gaan. In geval van een sterke rechtspositie – dus een grote kans in een ontslagprocedure – heeft de werkgever een sterke onderhandelpositie, anders niet. Een gedegen toetsing van de kansen van de werkgever en werknemer in een procedure, zal voor een belangrijk deel de onderhandeling bepalen.
Meer info – werkgever – werknemer