4.3.6.2. Einde arbeidsovereenkomst voor pensioen datum

Bij het einde van het arbeidscontract stopt de pensioenopbouw, hoewel voortzetting mogelijk is. Affinanciering door werkgever, zoals bij loonsverhogingen, blijft verplicht. Werknemers kunnen hiervan geen afstand doen. Bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid kan recht op voortzetting bestaan, afhankelijk van pensioenregelingen of cao-afspraken.

 

Bij het einde van arbeidsovereenkomst eindigt doorgaans ook de verplichting voor de werkgever om mede het pensioen van de medewerker op te bouwen. De werknemer kan zijn pensioenrecht verder opbouwen bij een andere werkgever (4.3.5.). Gebeurt dit niet, dan heeft hij alleen het pensioenrecht dat is opgebouwd bij zijn vorige werkgever(s), naast voorzieningen die hij privé heeft getroffen. Het pensioen van zijn voormalige werkgever komt pas tot uitkering wanneer bepaalde voorwaarden zich voordoen, zoals het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Tot die tijd kent het pensioenrecht een slapend bestaan. De medewerker betaalt over dit verworven pensioenrecht geen premie meer, wat een premievrij pensioen wordt genoemd.

Affinanciering en afstand van het recht op pensioen

Bij het einde van de arbeidsovereenkomst kan een medewerker er mogelijk aanspraak op maken dat de werkgever het pensioen affinanciert. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als er sprake is van een eindloonregeling en de medewerker door promotie meer ging verdienen, zonder dat het aan dit hogere loon gekoppelde pensioen reeds volledig is gefinancierd. Het komt er op neer dat de werkgever de toename van het recht op pensioen door promotie (de backservice), nog voor een deel moet financieren door het betalen van inhaalpremies in termijnen (inhaalfinanciering). Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever deze resterende pensioenaanspraak affinancieren met een afkoopsom.

Heeft een medewerker een bepaalde aanspraak op pensioen (recht op affinanciering), dan kan hij hiervan geen afstand doen. Afspraken tussen de werkgever en medewerker dat zij tegenover elkaar tot niets meer gehouden zijn, hebben nimmer betrekking op de affinanciering. Een werkgever die een medewerker een (behoorlijke) vergoeding geeft, opdat hij de medewerker niets meer hoeft te betalen, kan later te maken krijgen met de vordering van de medewerker tot affinanciering van het pensioen. De medewerker kan van dit recht geen afstand doen, maar mogelijk wel onredelijk handelen door alsnog de affinanciering te vorderen. Daarmee verdient het aanbeveling om de affinanciering te onderscheiden van het toekennen van (schade)vergoedingen aan medewerkers (7.). Oftewel, de werkgever moet duidelijk aangeven dat het bedrag dat hij betaalt (voor een deel) dient ter affinanciering van het pensioen.

Voortzetting van de pensioenopbouw, ondanks het einde van de arbeidsovereenkomst

Niet altijd eindigt de pensioenopbouw met het einde van de arbeidsovereenkomst. De medewerker kan er voor kiezen om de pensioenopbouw vrijwillig voort te zetten, soms heeft de medewerker zelfs recht op een voortgezette opbouw.

Vrijwillige voortzetting van het pensioen behoort vaak tot de mogelijkheden, zeker als het pensioen is ondergebracht bij een verzekeraar. Voor pensioen dat wordt gerealiseerd bij een pensioenfonds dient bedacht te worden dat dit fonds hoort bij een bepaalde werkgever of bedrijfstak. Eindigt de binding van de medewerker met die werkgever of bedrijfstak, dan is voortzetting niet zonder meer mogelijk. Vrijwillige voortzetting bij een pensioenfonds kan vaak wel wanneer de medewerker een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid krijgt, als ook wanneer hij valt onder een afvloeiingsregeling uit een sociaal plan (3.8.). Bij gebreke van dergelijke inkomsten is vrijwillige voorzetting bij een pensioenfonds bijvoorbeeld tot 3 jaar mogelijk, als de medewerker aan de voorwaarden voldoet.

Naast de mogelijkheid om de pensioenopbouw voort te zetten, bestaat er mogelijk ook recht op voortzetting. Dat betekent dat de voormalige werkgever of derde een bijdrage levert in de opbouwpremies. Dat recht kan bestaan als de medewerker arbeidsongeschikt of werkloos is geworden, geheel afhankelijk van de pensioenregelingen, cao’s en individuele overeenkomsten waarop de medewerker een beroep kan doen. De uitvoeringsinstelling of pensioenuitvoerder zal een medewerker over dergelijke voortzettingen kunnen informeren.

Verder zoeken

Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:

4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)

4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)

4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)

4.4  VUT-regeling

4.5. Afdracht van loonbelasting en premies

Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.