Het UWV Werkbedrijf ondersteunt werkgevers en werkzoekenden via bemiddeling, scholing, trajectplannen en subsidies. Gemeenten en uitvoeringsinstellingen kopen deze diensten in om werkzoekenden, vooral moeilijk bemiddelbare personen, richting werk te begeleiden. Speciale aandacht gaat uit naar korte- en langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten.
het UWV Werkbedrijf bemiddelt tussen de vraag van werkgevers enerzijds en het aanbod van medewerkers anderzijds. De bemiddeling van het UWV Werkbedrijf is er op gericht om een arbeidsovereenkomst of aanstelling bij de overheid tot stand te brengen. In de zuiverste vorm betreft bemiddeling het voorlichten en het tot elkaar brengen van werkgevers en medewerkers. De werkcoach is het vaste aanspreekpunt voor werkgevers en werkzoekenden. Hij helpt dus met zijn kennis over de branche en het aanbod in de regio, medewerkers met het vinden van een baan of bij het starten van een eigen bedrijf, en de werkgever met het vervullen van de vacatures.
Voorlichting
Bij voorlichting wordt in het bijzonder gedacht aan beroepskeuzevoorlichting, die dient ter ondersteuning van medewerkers bij hun keuze voor een beroep en de daarbij benodigde opleidingen. Het gaat hier om kosteloze voorlichting over beroepen indien deze redelijkerwijze noodzakelijk is en niet kosteloos door derden wordt verleend (al dan niet gesubsidieerd). Mogelijk neemt degene deel aan een beroepentest. Daarnaast kunnen werkgevers informatie krijgen of de arbeidsvoorwaarden van een vacature afwijken van de voorwaarden die gebruikelijk zijn in de regio voor dat beroep.
Tot elkaar brengen van werkgevers en arbeidskrachten (intermediaire)
Nederlanders, medelanders en bepaalde vreemdelingen kunnen zich kosteloos als werkzoekende laten inschrijven (1.7.). Deze inschrijving wordt op verzoek beëindigd. Beëindiging vindt ook plaats na het verstrijken van de termijn van inschrijving, tenzij de werkzoekende de inschrijving wenst te verlengen. Hierover wordt de werkzoekende ingelicht. De gegevens die ingeschreven worden zijn openbaar.
Een werkgever kan een vacature inschrijven, wat eindigt nadat hij doorgeeft dat de vacature is vervuld. Daarnaast is de inschrijving aan tijd gebonden, hoewel verlenging mogelijk is. Bij de inschrijving worden gegevens verstrekt over de aangeboden arbeidsplaats(en), arbeidsvoorwaarden en de wensen van de werkgever ten aanzien van de opleiding, ervaring en bekwaamheden van de gevraagde arbeidskracht.
Arbeidsbemiddeling gebeurt in beginsel kosteloos, tenzij bepaalde kosten worden gemaakt op uitdrukkelijk verzoek van de werkgever of werknemer.
Arbeidsmedische advisering
Voor de bemiddeling kan het nodig zijn dat een werkzoekende inzicht heeft in het werk dat hij kan verrichten, rekening houdend met zijn beperkingen of de risico’s voor de gezondheid dat bepaald werk of bepaalde werkomstandigheden met zich meebrengen. Is dergelijke informatie redelijkerwijze van belang voor het bemiddelen van de medewerker, dan wordt hij kosteloos arbeidsmedisch geadviseerd. Dat is anders indien een derde dit kosteloos voor de werkzoekende kan verzorgen.
Het bijsturen van de vraag naar of het aanbod van arbeidskrachten
Bij voorgaande kan het van belang zijn om de vraag van werkgevers te sturen naar het aanbod van bepaalde groepen (werkgelegenheidsbeleid). Zo kan het aanbod van bepaalde medewerkers interessant worden indien de kosten voor de werkgever dalen door subsidies of fiscale maatregelen (1.10.). Het is evenwel ook mogelijk om het aanbod van medewerkers bij te sturen door bijvoorbeeld om-, bij- of herscholing (arbeidsvoorzieningsbeleid). De omvang en niveau van de scholingsactiviteiten worden bepaald afhankelijk van de behoefte per sector en regio. De (om)scholing omvat niet alleen de activiteiten gericht op het vervullen van vacatures, maar ook activiteiten die er voor moeten zorgen dat er geen tekort ontstaat aan bepaalde vakmensen.
Prestatiedienstverlening naast de basisdienstverlening voor moeilijk bemiddelbare medewerkers
Het UWV Werkbedrijf heeft een prestatiebudget waarmee zij activiteiten kan financieren die nodig zijn om de mogelijkheden te vergroten voor werkzoekenden die moeilijk aan werk kunnen komen. Dit budget kan ook aangewend worden om te voorzien in vacatures die lang open staan. Naast de basisdienstverlening van inschrijving, voorlichting en afstemmen tussen werkzoekenden en vacatures, kunnen moeilijk bemiddelbare werkzoekenden te maken krijgen met prestatiedienstverlening. In dat geval wordt er een trajectplan opgesteld met activiteiten gericht op plaatsing in het arbeidsproces. Het gaat bijvoorbeeld om het opdoen van ervaring, sollicitatietraining, (om)scholing en begeleiding na het vinden van werk. Het trajectplan is een bemiddelingsplan, oftewel een plan van aanpak om de uitkeringsgerechtigde aan werk te helpen. Niet alleen de werkzoekende heeft belang bij plaatsing, ook de instelling die een uitkering aan de werkzoekende uitkeert heeft daarbij een financieel belang. Denk aan gemeenten en uitvoeringsinstellingen die bemiddelende activiteiten bij het Werkbedrijf inkopen, wat zijn plaats krijgt in trajectplannen.
Binnen 24 uur krijgt u helderheid over het probleem en de oplossingen. Hiermee kunt u zelf verder of wij gaan voor u bemiddelen of procederen.
Erkende opleidingen arbeidsrecht
Lees meer over onze erkende opleidingen en interactieve cursusdagen
Voldoende, matig, slecht en niet bemiddelbaar
Een werkzoekende is in te delen afhankelijk van de mate waarin hij bemiddelbaar is:
Fase I. Medewerkers die goed bemiddelbaar zijn en die zonder financiële ondersteuning binnen een redelijke termijn werk kunnen vinden door bemiddeling.
Fase 2. Medewerkers die minder goed bemiddelbaar zijn, maar wel met enig ondersteuning in de vorm van scholing of subsidie aan werk kunnen komen, binnen een jaar.
Fase 3. Medewerkers die een dusdanige afstand tot de arbeidsmarkt hebben dat zij weinig kans op reguliere arbeid maken, tenzij deze medewerkers via ander werk of via scholing zich in voldoende mate kwalificeren
Fase 4. Medewerkers die niet bemiddelbaar zijn.
Of iemand bemiddelbaar is hangt af van zijn leeftijd, opleiding en ervaring, als ook van zijn persoonlijke eigenschappen, zoals motivatie, zelfstandigheid en flexibiliteit, alsmede van geestelijke, sociale en fysieke beperkingen.
Werkzoekende die worden ingedeeld in fase 1, worden verondersteld snel werk te vinden, zonder bemiddeling van het UWV Werkbedrijf. Deze werkzoekenden hebben een kleine afstand tot de arbeidsmarkt. Een afstand die echter snel toeneemt, aangezien het vinden van werk lastiger wordt naarmate de werkloosheid langer duurt. Er gaan stemmen op om fase 1 werklozen direct te begeleiden naar werk, aangezien het rendement in het eerste half jaar hoger is dan daarna. Nu richt het UWV Werkbedrijf haar activiteiten op medewerkers die vallen onder fase 2. en 3. Deze bemiddeling kunnen gemeenten en uitvoeringsorganisaties “inkopen”, in de hoop dat “hun” werklozen een plek krijgen in het (reguliere) arbeidsproces.
Voor werklozen die in fase 4. zitten, geld dat het bemiddelen naar regulier werk niet haalbaar wordt geacht, waardoor er naar niet-regulier werk wordt gezocht. Het gaat daarbij om arbeid waarbij meestal de gemeente een belangrijke rol vervult, mede omdat dat werk plaatsvindt met behoud van een uitkering of wordt bekostigd met uitkeringsgelden.
Inkopen van bemiddeling door gemeenten en uitvoeringsinstellingen
Bepaalde gemeenten ontvangen subsidie waarmee zij diensten bij het UWV Werkbedrijf of andere bemiddelaars kunnen inkopen, gericht op het verbeteren van de bemiddelbaarheid van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden. Het gaat in beginsel om medewerkers die een jaar of langer een bijstands-, IOAZ- of IOAW-uitkering hebben ontvangen, dan wel voor medewerkers waarvan reeds eerder duidelijk is dat zij moeilijk bemiddelbaar zijn. In het kader van de (sluitende) aanpak werkloosheid is het de bedoeling dat gemeenten reeds in het eerste jaar van werkloosheid voor extra bemiddeling zorgen voor volwassen (>23 jaar) werklozen. Die extra bemiddeling ontstaat bijvoorbeeld doordat gemeenten contracten afsluiten met het UWV Werkbedrijf, waarmee activiteiten ingekocht en ontplooid worden om uitkeringsgerechtigden aan werk te helpen. Dat betekent het opstellen, aanpassen of uitbreiden van het trajectplan van de werkzoekende, ook wel bemiddelingsplan genoemd. Het kan bijvoorbeeld gaan om bij- of herscholing, begeleiding bij werk of het oplossen van persoonlijke problemen, sollicitatietrainingen, etc.
Hoewel veel gemeenten de diensten voornamelijk bij Kliq inkopen, kan een gemeente er ook voor kiezen om bemiddelingstrajecten bij derden in te kopen. Kliq is een voormalig onderdeel van de opgesplitste Arbeidsvoorziening. Mogelijk past een gemeente output-financiering toe, waardoor de kosten van bemiddeling alleen volledig betaalt worden als er passend (regulier) werk wordt gevonden. Het activeringsbeleid dat de gemeente voert om werklozen aan werk te helpen, legt zij vast in een gemeentelijk beleidsplan, waarmee zij aangeeft op welke wijze het inkoopbudget wordt gebruikt dat de overheid ter beschikking stelt.
Dit inkopen van activiteiten gebeurt ook door uitvoeringsinstellingen die daarmee de reïntegratie van “hun” uitkeringsgerechtigden bevorderen, die een WW en / of een WAO-/WIA-uitkering ontvangen. Het gaat vooral om het uitbesteden van de reïntegratie van werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerkers aan de (voormalige) afdeling van de Arbeidsvoorziening die zich bezig houdt met arbeidsintegratie: Kliq. Deze reïntegratie-middelen kunnen tegenwoordig ook bij derden ingekocht worden, waardoor de concurrentie tussen bemiddelende organisaties toeneemt. Het zullen voornamelijk uitzendorganisaties zijn die de strijd met de arbeidsvoorziening aangaan, teneinde de opdrachten tot het plaatsen van moeilijk bemiddelbare medewerkers binnen te halen.
(Sluitende) aanpak werkloosheid
Het gaat hier om de aanpak waarbij er voor een werkloze die zich als werkzoekende inschrijft wordt beoordeeld of hij binnen 12 maanden een baan kan vinden zonder extra bemiddeling (fase 1 werklozen). Wordt dat niet verwacht, dan komt de werkzoekende in aanmerking voor extra bemiddeling naar regulier werk (fase 2 en 3 werklozen) of wordt er mogelijk gezocht naar niet-regulier werk, zoals een SWV-plaats, als dat tenminste tot de mogelijkheden behoort (1.10.5.) (fase 4 werklozen) .
Extra bemiddeling betekent dat de werkzoekende een bemiddelingstraject doorloopt, waarmee hij aan activiteiten deelneemt om hem naar werk te begeleiden. Afstemming van het traject op de werkloze, betekent dat er bij zowel de arbeidstoeleiding als bij de plaatsing, de beperkingen van de werkloze bepalend zijn. Bij arbeidstoeleiding gaat het bijvoorbeeld om het bij-, her- of omscholen, het opdoen van werkervaring en begeleiding. Bij plaatsing gaat het bijvoorbeeld om het aanbieden van werk, mogelijk gecombineerd met subsidie voor de werkgever, vergoeding van reiskosten, regelen en betalen van kinderopvang, treffen van voorzieningen bij het werk en het verzorgen van begeleiding.
De groep werklozen die extra bemiddeling nodig heeft kan nader ingedeeld worden. Een deel van deze groep is niet alleen werkloos maar ook arbeidsgehandicapt. Deze werkloze arbeidsgehandicapten kunnen gebruik maken van de reïntegratie mogelijkheden van de Wet REA (1.10.4.). Werklozen die jonger zijn dan 23 jaar krijgen het aanbod om werkervaring op te doen door zich te laten detacheren door een WIW-organisatie (1.10.2.). De groep werklozen die overblijft is volwassen (ouder dan 23 jaar) en niet arbeidsgehandicapt, maar heeft wel extra bemiddeling nodig om aan werk te komen (fase 2, 3 of 4). Zij komen eveneens voor “een sluitende aanpak” van de werkloosheid in aanmerking door voor deze groep ook te zorgen voor extra bemiddeling in het eerste jaar van hun werkloosheid. De verantwoordelijkheid voor de sluitende aanpak van een werkloze met een WW-uitkering ligt bij de uitvoeringsinstelling, die daarvoor een extra budget ontvangt. De uitvoeringsinstelling kan in het bemiddelingstraject inspelen op verschillende WW-experimenten (1.10.6.). Een werkloze met een bijstands-, IOAW- of IOAZ-uitkering valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, die daarbij mogelijk gebruik maakt van ABW-experimenten zoals de melkert-III-banen (1.10.1.). Gemeenten hebben niet alleen uitstroom naar een betaalde baan op het oog, aangezien zij ook kunnen streven naar sociale activeringen van bijstandsgerechtigden.
De sluitende aanpak ziet op personen die nog niet langdurig werkloos zijn, wat evenwel niet betekend dat de extra bemiddeling die een werkloze ontvangt stopt na 12 maanden werkloosheid. Voor langdurig werklozen geldt de sluitende aanpak niet. Bij de bemiddeling van deze groep wordt er vooral gegrepen naar het opdoen van werkervaring, denk aan de instroom- en doorstroombanen (1.10.1.), WIW-detachering (1.10.2.), werkervaringsplaatsen (1.10.3.) en bijvoorbeeld ook aan de proefplaatsing van arbeidsgehandicapten (1.10.4.).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 1 over het aangaan van de arbeidsovereenkomst en de rechten en plichten die hierdoor ontstaan. U vindt in dit deel informatie over: