Titel
Korte inleiding
Inhoudsopgave 3.4.
Voordat de werkgever stappen onderneemt om tot collectief ontslag over te gaan, zal hij hierover met de betrokken werknemersverenigingen in overleg treden (art 3-2 WMC). De werkgever moet ook advies aan de ondernemingsraad vragen (5.1.5.).De werkgever dient aan de vakbonden uit te leggen waarom ontslagen volgen.
Melding aan de vakbonden
De melding bevat het volgende (art 4 WMC);
Geheimhouding van informatie over het voornemen tot ontslag
Vertegenwoordigers en medewerkers van de werknemersvereniging moeten datgene wat aan hen wordt medegedeeld geheimhouden, als de werkgever hierop staat, wat de werkgever dient te motiveren. Door geheimhouding kan mogelijk (te vroege) onrust bij de werknemers, afnemers en toeleveranciers voorkomen worden. Deze geheimhoudingsverplichting eindigt zodra de districtsmanager de individuele aanvragen voor een ontslagvergunning in behandeling neemt, of voor die tijd als de werkgever de betrokkene van de verplichting tot geheimhouding ontslaat (art 8 WMC).
Overleg met de werknemersvereniging
Naast de bespreking van de redenen die tot overtolligheid hebben geleid, zal het overleg met de werknemersvereniging ten minste betrekking hebben op de mogelijkheden om de collectieve ontslagen zo veel mogelijk te voorkomen. Pas daarna gaat het overleg over maatregelen waarmee de werkgever gevolgen van de beëindiging kan verzachten. Dit laatste wordt mogelijk vastgelegd in een sociaalplan waarin onderwerpen worden geregeld als; uitkering, omscholing, herplaatsing, begeleiding etc. (3.8.).
Verklaring
Na de melding, het verschaffen van informatie en overleg, kan het de vakbond duidelijk worden dat om bedrijfseconomische redenen er ontslagen dienen te vallen. Dan zou de vakbond ook kunnen verklaren, dat het door de werkgever voorgestelde arbeidsplaatsen op die grond vervallen. De werkgever kan deze verklaring van de vakbond aan het UWV Werkbedrijf verstrekken. Het overleggen van die verklaring betekent dat het UWV Werkbedrijf zelf niet meer toetst of door bedrijfseconomische redenen er arbeidsplaatsen dienen te vervallen, dat wordt dan als uitgangspunt genomen. De vakbond heeft dan als het ware reeds getoetst of die redenen aanwezig zijn. Een medewerker kan dan alleen nog op nieuwe feiten die zich voordoen na de verklaring van de vakbond, bezwaar aantekenen over de aanwezigheid van die bedrijfseconomische redenen. Wat het UWV Werkbedrijf steeds toetst is of het afspiegelingsbeginsel goed wordt toegepast. Tegen het niet goed toepassen van dat beginsel kan een medewerker zich dus ook verweren.
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 3 over het einde van een dienstverband. U vindt hierin informatie over:
3.1. Einde met wederzijds goedvinden en de vaststellingsovereenkomst
3.2. Einde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege
3.3. Ontbinding dienstverband door kantonrechter
3.7. Werkloosheid en WW-uitkering
3.8. Sociaalplan en outplacement
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.