Bij bedrijfseconomisch ontslag moeten flexibele krachten zoals uitzendkrachten, oproepkrachten, ingeleend personeel en zelfstandigen eerst vertrekken. Werknemers met een tijdelijk contract dat binnen 26 weken eindigt en AOW-gerechtigden gelden ook als plaatsmakers. UWV beoordeelt of deze posities herplaatsingsmogelijkheden bieden.
Voordat de werkgever voor werknemers met een vast dienstverband ontslag aanvraagt, moet er eerst van een andere groep werknemers afscheid worden genomen. Zij moeten zo gezegd plaatsmaken voor de werknemers met een vast dienstverband. Het gaat hier om uitzendkrachten, oproepkrachten, ingeleend personeel, AOW-gerechtigden, werknemers met een tijdelijk dienstverband die binnen 26 weken eindigt en zelfstandigen.
Wat zegt het UWV over plaatsmakers?
Bij de beoordeling van mogelijke herplaatsingsmogelijkheden worden de arbeidsplaatsen van plaatsmakers betrokken, dit zijn de arbeidsplaatsen a. van uitzendkrachten; b. van oproepkrachten (nulurencontract); c. van ingeleend personeel (uitgezonderd payrollwerknemers); d. van werknemers die de AOW gerechtigde leeftijd hebben bereikt; e. die binnen de redelijke termijn beschikbaar komen doordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, voor zover op die arbeidsplaatsen geen werkzaamheden van tijdelijke aard (ten hoogste 26 weken) worden verricht; f. waarop een zelfstandige werkzaam is, tenzij de werkgever aannemelijk maakt dat de zelfstandige een echte zelfstandige is in de zin van artikel 6 van de Ontslagregeling en de arbeidsplaats voor een doelmatige bedrijfsvoering bezet moet worden door een zelfstandige.